Wietbladeren laten ronddraaien in de trommel van een oude wasdroger: zo werd de hasjmachine geboren
Marc van den Eerenbeemt21 maart 2021, 21:49
Bron: Volkskrant
Het had een lange aanloop, maar inmiddels is de hasjmachine van Mila Jansen – de Pollinator – een wereldwijd succes. Jansen (77) hoopt dat ze de legalisering van de cannabisplant nog mee mag maken. ‘Ik denk dat ze vooral bang zijn dat mensen door de cannabis onafhankelijk gaan denken.’
Op een late avond in november 1992 stond Mila Jansen met een jointje nog een wasje te draaien, toen zij haar Eureka-moment beleefde. Het draaien van de wasmachine deed haar denken aan het zeven van haar eigen hasj, uit het knipafval van haar wietplanten. Dat uitzeven van de hasj-kristallen van het cannabisblad deed ze altijd met de hand. Beter gezegd; deed de héle wereld al vijfduizend jaar met de hand.
Wat als ze wietbladeren zou laten ronddraaien in een trommel? Dan zouden de hasjkristallen zo naar beneden tuimelen! Klaar voor gebruik en in de meest pure vorm denkbaar. Nooit vertoond in het land van de nederwiet, maar ook niet in cannabislanden als Pakistan en Marokko.
Bedrijf: Pollinator
Waar: Amsterdam
Sinds: 1995
Aantal werknemers: 6
Omzet: 900 duizend euro (2020)
Jansen vertelt over haar magische moment in haar bedrijf in een loods in Amsterdam-Noord. Ze beschreef het ook in haar ruim 500 pagina’s tellende autobiografie Mila – How I became the hash queen. Zij gaf het boek zelf uit, twee jaar geleden, kort voor haar 75ste verjaardag. Ze heeft nogal wat te vertellen over hoger sferen, van haar eerste hasj-sigaretje in 1964 en haar reizen door India en in de Himalaya, tot de groei van haar bedrijf.
De hasjmachine – gedoopt als de Pollinator – werd de basis van een onderneming die ruim 25 jaar later nog steeds bestaat. Het apparaat leverde Jansen bijnamen op als ‘de moeder van de nederhasj’ en een plek in de lijst van de 100 Most Influential People in Cannabis van het toonaangevende Amerikaanse magazine High Times.
Jansen is er een van het ondernemende type, dat bleek al vroeg. Niet bang om haar eigen plan te trekken of een aanvarinkje met de gevestigde orde. In 1966 begon ze in Amsterdam met modeontwerper Henk Koster beatboetiek Kink 22 in Amsterdam en aansluitend een theehuis dat functioneerde als voorloper van de coffeeshops en aanspoelplaats van hippies en Amerikaanse dienstweigeraars. Na een politie-inval verliet ze Nederland en woonde bijna twintig jaar op verschillende plekken in India en Pakistan. Eind jaren tachtig was ze op tijd terug in Nederland voor de opkomst van de nederwietindustrie.
Ze bleek in het bezit van groene vingers. In en rond Amsterdam runde ze een of soms meerdere ‘tuinen’ met cannabisplanten. Soms werd gekweekt voor de wiet, soms voor de massaproductie van de plantjes, die in bakken de deur uitgingen om elders op te bloeien. Het schoolgeld van haar vier kinderen, waarvan twee op een dure internationale school, werd vaak cash betaald – het bleek nooit een probleem.
Begin jaren negentig had Nederland nog tientallen growshops; winkels met alle benodigdheden voor de wietkweek. Het was heel tolerant allemaal, vertelt ze. ‘Mensen konden thuis nog wat bijverdienen met een paar plantjes. Later werden ze bang gemaakt door te dreigen met verlies van hun uitkering, hun werk en zelfs hun huis. Logisch dat de kweek in handen kwam van groepen zonder liefde voor de plant, maar vooral voor het vullen van hun eigen zakken.’
Het was hard werken. Steeds op zoek naar betere belichting, voeding en verwerking van de planten. En steeds bereid tot verhuizen van locatie, als de politie lucht kreeg van een kwekerij. In 1992 deed ze er nog een schepje bovenop en begon ze met twee vennoten een grote kwekerij in een oude fabriek in Amsterdam-Noord, niet ver van de plek waar nu de Pollinator Company is gevestigd.
De zaak floreerde. Voor het transport werden oude groene PTT-autootjes aangeschaft. De opbrengst werd geteld met een machine. In 1993 was het nationaal nieuws toen de politie een inval deed in de ‘kwekerij zo groot als een voetbalveld’. Het was ook een klap voor Jansen. Niet alleen was zij al haar geld kwijt, maar ook ‘werden we afgeschilderd als criminelen, maar geen van ons was er een’.
In de fabriek was zij al wel begonnen met het bouwen van haar eerste hasjmachine. Een oude wasdroger werd ontdaan van het verwarmingselement en de trommel werd omwikkeld met doek. Daarna ging wat gedroogd wietblad en een paar toppen in de trommel en lieten ze die een paar minuten draaien. ‘Het was geweldig. We konden allemaal gouden kristallen opscheppen. Ik schepte ze op, kneep ze samen en rolde de allereerste joint ter wereld met mechanisch gesepareerde hasj.’
De rechterlijke macht bleek genadig voor de kwekers, maar Jansen had toch genoeg van de aanhoudende vrees voor een veroordeling, zeker met vier opgroeiende kinderen thuis. Bovendien was het voorbij met de tolerantie en trad de politie steeds harder op. Dus ging het roer om.
In 1994 werd op de High Times-cannabisbeurs in Nederland de eerste Pollinator gepresenteerd. Het duurde even tot de kinderziektes waren overwonnen, maar nu is het apparaat te koop in vier formaten, voor de verwerking van 150 tot 5.000 gram aan bladmateriaal. Dat Jansen nog twee separatiemachines bedacht, die de hasj van het cannabisblad halen met met behulp van ijswater, zorgt voor een omzet die richting de miljoen euro per jaar gaat.
De machines gaan inmiddels de hele wereld over. Zo ziet Jansen precies waar de cannabisproductie welig tiert. Zoals in delen van de Verenigde Staten waar de legalisering van de plant ook voor Pollinator haar vruchten afwerpt. Ze hoopt dat ze de legalisering nog mee mag maken, al denkt ze dat het nog even zal duren voor de wetgever door de knieën gaat. ‘Ik denk dat ze vooral bang zijn dat mensen door de cannabis onafhankelijk gaan denken.’