De wietplantage van mijn zoons heeft een overvloedige oogst opgeleverd
28 oktober 2020 Bron: Volkskrant door Sylvia Witteman
Met gepaste trots kan ik u mededelen dat de wietplantage van mijn zoons een overvloedige oogst heeft opgeleverd: vijf forse planten, die een lange, hete zomer op het dak hebben doorgebracht, waar ze het blijkbaar uitstekend naar hun zin hadden. Ze werden dan ook goed verzorgd: behalve water kregen ze ook een soort Pokon, ze werden geregeld voorzichtig bijgesnoeid, met een vergrootglas nagekeken op schimmel en anderszins vertroeteld.
Het fijne weet ik er niet van, want ik ben te oud en te dik om door een dakraam te klimmen, maar een beetje mopperig werd ik wel van die ongebruikelijke bedrijvigheid. Ik zei zelfs zeurderige dingen als ‘Zouden jullie niet wat minder tijd besteden aan drugs, en wat meer aan differentiaalrekenen, Tacitus of de koloniale kanttekeningen bij Max Havelaar? Dat eindexamen komt gevaarlijk dichtbij, hè? Trouwens, nou hebben jullie de kattenbak nóg niet verschoond, en er liggen ook nog steeds vier scooterhelmen in de weg, op de trap. Moet opa zijn nek breken?’
‘Ga eens opzij, mama’, antwoordden mijn jongens, waarna ze de vruchten van hun inspanning juichend door het dakraam naar binnen tilden. Met míjn Zwitserse zakmes zaagden ze de takken van de stammen, en hingen ze met knijpers aan de waslijn. Binnen vijf minuten stonk het hele huis naar een drukbeklante koffieshop.
Daar kwam juist onze Filipijnse schoonmaakster binnen, voor haar wekelijkse sisyfusklus. ‘Je zult zien dat Mimi gillend wegrent, en wie moet er dan papa’s overhemden strijken?’, siste ik tegen mijn jongens, maar Mimi woont gelukkig al een hele tijd in Amsterdam, dus die merkte slechts droogjes op ‘dat je zoiets in háár land, onder Duterte, niet hoefde te proberen’, en begon stoïcijns te stofzuigen.
Alles went, ook die wietstank. ‘Is dat spul eigenlijk een beetje te roken?’, vroeg ik na een paar dagen joviaal, waarop ik hartelijk werd uitgelachen. Die gekke mama toch! Nee, het moest eerst drogen, en dan rijpen, en er was ook nog iets met ‘toppen’ en ‘okseltjes’ en ‘curen’, dus dat ging allemaal nog wel even duren. En of ik een paar lege jampotten voor ze had?
Ik moet ze nageven: mijn zoons zijn nog nooit zo saamhorig geweest. Je zou bijna vergeten dat ze elkaar hun hele jeugd naar het leven hebben gestaan. Die tijd lijkt definitief voorbij. Gisteravond zaten ze weer zo volmaakt eensgezind naast elkaar op de bank, elk met een spinnende poes op schoot, die plantjes schoon te maken; zelfs het recept voor de cake van ‘knipafval’ werd doorgenomen. Met echte boter natuurlijk! Het leek Little House on the Prairie wel.
Ontroerd keek ik toe, achter mijn kopje thee.
Ik verheug me op een lange, rustige winter.